De geschiedenis van Theater PePijn

Zonder Paul geen PePijn

Hoe het begon
“Zo’n theatertje, daar zanik je dan jaren over door...”, zong Paul in het eerste programma van Cabaret PePijn. Dit zaniken deed hij samen met Liselore Gerritsen en Ferd Hugas. Dagen en nachten zaten de drie te zaniken dat Den Haag nodig uit het slop gehaald moest worden, dat alleen een eigen Haags Cabaretgezelschap uitkomst kon bieden.

Na een maandenlange zoektocht in (door de firma Pelger) gesponsorde kostuums, vond Cabaretgroep PePijn, bestaande uit Paul van Vliet, Liselore Gerritsen, Ferd Hugas, Judith Bosch en Rob van Kreeveld, een opslagruimte die te huur was. Toevallig een paar meter van het geboortehuis van Paul vandaan. Het oude pakhuis, met een eigen ingang aan de Nieuwe Schoolstraat, bood veel mogelijkheden. Van deze ruimte was een echt theater te maken!

Première
Op 18 december 1964 was het zover: de première. Tijdens de eerste opvoering van 'Oh, pardon' brandde het gebouw van Kunst en Wetenschappen af. Destijds de grootste muziek- en theaterzaal van Den Haag. Burgemeester Kolfschoten kreeg die avond zijn tekst op een presenteerblaadje aangereikt: “La reine est morte, vive le petit prince”.

Het was gelukt. Over Paul, Liselore, Ferd, Judith en Rob werd lovend geschreven. Maar hoe verder? Tot dan toe waren er alleen mensen op uitnodiging naar het programma komen kijken. Zouden mensen ooit geld overhebben voor een onbekend stel? De eerste voorstelling liep vol, de tweede ook en de derde en alle andere daarna.

Dat het initiatief uiteindelijk is uitgegroeid tot iets groots, hadden de artiesten toen niet kunnen voorspellen. Theater PePijn is inmiddels niet meer weg te denken uit de Nederlandse cabaretwereld.

Heden
Zonder Paul geen PePijn en zonder Theater PePijn geen plek in Den Haag voor cabaret talenten die podiummeters moeten maken voor ze kunnen doorbreken.

In 2001 werd Theater PePijn overgenomen door Diligentia. Met Paul van Vliet als Nestor van het Nederlandse cabaret en ereburger van Den Haag kreeg de Stichting Theaters Diligentia & PePijn er een waardevol adviseur bij.

Paul overleed op 25 april 2023 op 87-jarige leeftijd in zijn woonplaats Den Haag. Paul heeft enorm veel betekend voor Theaters Diligentia & PePijn en het cabaretlandschap. Hij gaat de geschiedenis in als een bijzonder warm, betrokken persoon en een getalenteerde en gedreven artiest die met zijn werk een onvergetelijke indruk maakte.


Youp van ’t Hek

“Ik wil reizen door het land en niet te lang op één plek staan en daar bussen vol personeelsverenigingen vermaken. Ik begin al een beetje te huilen bij het idee”, aldus Youp van ’t Hek in 1993.

Youp en Theater PePijn
Volgens Youp hoort een theater klein te zijn, het moet uitpuilen en de kassa moet de hand over het hart strijken en er af en toe twintig losse stoelen bij plaatsen. Dat laatste is met de veiligheidsrestricties van tegenwoordig (helaas?) niet meer mogelijk en Youp kan zich bijna niet meer permitteren om alleen nog maar in kleine theaters te spelen. Teveel fans, teveel publiek. Alhoewel je natuurlijk nooit te wilt zeggen wanneer je zo succesvol bent als Youp.

Met zorg kiest Youp bij de start van een nieuwe voorstelling de plekken waar hij zijn eerste try-outs wil spelen, maar daaraan voorafgaand leest hij altijd zijn geschreven materiaal voor aan zijn trouwste publiek in Theater PePijn. Het is voor hem bijgeloof. Een soort garantie voor een succesvol seizoen: eerst een keertje in Theater PePijn. Het Haagse publiek hangt aan zijn lippen en lachsalvo’s bulderen door het kleine zaaltje. Even later krijgt hij niet de reactie die hij verwacht: “Nee? Oké, die grap gaat eruit. Ik vond ‘m zelf heel geinig”.

Twee maanden later speelt Youp steevast een eerste try-outvoorstellingen in Diligentia en dan is het voor het publiek verdomd lastig om te ontdekken welke onderdelen van de leesvoorstelling, hij daadwerkelijk heeft geschrapt. Wanneer je het hem na afloop in de foyer vraagt, weet ‘ie het zelf ook niet meer. Het blijft een fenomeen, die Youp.

Youp aan het woord
“Als er een plek is waar ik mijn vak geleerd heb, dan is het in het Haagse theatertje PePijn waar veertig jaar geleden Eveline van Bree de scepter zwaaide. Zij deed daar alles. Ze boekte de artiesten, stond tot diep in de nacht achter de bar en hield het ook nog schoon. En ze woonde tien huizen verderop dus je kon ook altijd bij haar blijven slapen. Als ik wat gedronken had, dan deed ik dat. En ik had vaak wat gedronken.

Spelen, ontevreden zijn, tot diep in de nacht de boel doorlullen met mezelf en met het publiek aan de bar, de volgende dag de volgorde van het programma omgooien, beetje repeteren en tussendoor zelf de telefoon opnemen om de reserveringen in het boek te zetten. Bij 90 was het vol, maar wij gingen graag tot 120. Niet om de poen, maar om het record. Om andere groepjes af te troeven. En om het gevoel. Het hallucinerende gevoel van het uitpuilende zaaltje waar echt niemand meer bij kon. Dat is zo lekker. Niet uit te leggen. Als de brandweer toen geweten had hoeveel man we er soms binnenlieten…

In PePijn ontstond het meeste. Overdag in de kleedkamer schrijven, slijpen aan de opening, schaven aan het pauzenummer en het politoeren van het slot. Van Eveline mocht alles. Zij snapte wat er in me stormde. Zij begreep wat ik wilde. Zij snapte mijn ambitie en begreep het ook toen ik solo ging. Zij was de eerste die ik dat vertelde.

En nu, veertig jaar later, is het theatertje voor mij nog steeds heilig. Ik heb ondertussen een aantal jaren in het bestuur gezeten om samen met oprichter Paul van Vliet aan de gemeente uit te leggen hoe belangrijk het zaaltje is. Belangrijk voor Den Haag, belangrijk voor het Nederlandse cabaret en vooral belangrijk voor al het jonge talent dat staat te trappelen zoals ik toen. In PePijn kun je doorbreken of tot de ontdekking komen dat je een ander vak moet kiezen. Voor mij is het de plek waar ik verslaafd raakte.

Jaren heb ik samen met Paul en allerhande collega’s een jaarlijkse benefiet in het Circustheater gegeven. Prachtavonden waren dat. En nu is PePijn nog steeds de plek waar ik al mijn programma’s aarzelend begin. Ik móet met een pak papier in Pepijn beginnen. Dat is een bijgeloofkwestie.

En één ding moet me nog van mijn gerepareerde hart: een diepe buiging voor de inmiddels overleden Paul van Vliet, die het theater niet alleen gesticht heeft, maar ook heel lang heeft opengehouden. Zeker dat laatste mag niet worden vergeten.”